Speelmethode

 

Er wordt voornamelijk gemikt op de halve fond  en kleine fondvluchten met oude duiven en jaarlingen. Het spel met de jonge duiven ligt moeilijk gezien de ligging van het hok van de jonge duiven (te midden de velden met groenten). De bespuiting van die gewassen maakt het zeer moeilijk hier de jonge garde gezond te houden gedurende een vol seizoen.

De oude duiven (en jaarduiven), die boven de woning gehuisvest zijn, worden op standaard weduwschap gespeeld. Tijdens de winterperiode brengt ieder weduwnaar gewoonlijk 1 onderlegd jong van een kweekkoppel op.

Nadien is er ‘platte rust’ voor de atleten tot half februari. Indien er geruchten van ‘vogelpest’ en dus een latere seizoenstart zijn, worden de duivers een paar uur per dag verduisterd (na 18:00 uur tot 8:00 uur). Tijdens de ganse winterperiode worden de duiven enkel bij uitzonderlijk weer even uitgelaten. Voor de rest blijven ze op het hok (veilig voor ‘gebeurlijke ongevallen’ tijdens de veelvuldige jachtpartijen rond het hok).

 

Rond eind februari starten de trainingen rond het hok éénmaal per dag na 17 uur. Van zodra het zomeruur van kracht wordt is dit tweemaal (7-8 uur en 17-18 uur).  De oude duiven worden praktisch  nooit ge’lapt’.

Rond 19 maart worden ze samen gezet voor een rondje ‘loos’ broeden.

De duivers gaan dan de maatschappijmand in vanaf  15 april.  Ieder weekend gaan ze vanaf dan een trainingsvlucht voorgeschoteld krijgen tussen 60 en 275 km tot de eerste halve fond confrontatie rond half mei.  Indien er geen Frankrijkvluchten zijn worden de duiven enkel op korte afstand opgeleerd (Quievrain,Momignies).  Hier geen ‘improvisatie’ meer met kwaliteitsduiven op Duitse lossingplaatsen, zelfs niet eens op Bouillon (=soep : dank u KBDB).     

Duivinnen worden in een aparte volière gehuisvest en komen twee dagen voor inkorving van hun duiver in een bak te zitten zodat er geen twijfel kan bestaan of één van die dames soms een ei gelegd heeft in de open ren. De sterkhouders op het weduwnaarshok hebben veelal een tweede (reserve) partnerduivin voor die gevallen. Meestal is dit de duivin waarmee ze als jong gepaard waren of een oudere duivin die vroeger in dezelfde bak huisde. De duivinnen worden voor iedere halve fond vlucht enkele minuten vrij op het hok gelaten (gewoonlijk de tijd om de manden van beneden naar boven te ‘zeulen’).

 

Van halfweg mei worden de weduwnaars in twee ploegen om de 14 dagen gespeeld, tenzij er een lichte vlucht tussen zit en de duiven blijk geven van voldoende ‘forme’ (lees vooraan op de uitslag staan).  Dan worden ze, tot 500 km (Poitiers), wel eens om de week ingemand.

 

Dit gaat zo door tot rond begin juli waarna er steeds een aantal ‘tragere’ exemplaren op enkele fondvluchten ingezet worden en dan enkel om de drie weken in de korf gaan (St-Vincent, Dax,… ).  De vluchten met weduwnaars worden gestopt na BourgesII met soms nog één of andere uitschieter op Argenton. Daarna is er tijd om de jonge garde klaar te stomen voor het volgend seizoen als jaarling. 

 

Na het seizoen kunnen de weduwnaars genieten van ontspannende rust en een nest opbrengen in september of oktober. Nadien gaan ze de open volière in voor een tijd, terwijl de geselecteerde jonge duivers de vrijgekomen plaatsen op het hok mogen uitkiezen. In november (na de grootste rui) komen de oude weduwnaars dan terug op hun hok te zitten te samen met de jonge garde.